Precies 30 jaar geleden introduceerde Ford New Holland heel wat nieuwigheden. Deze werden niet alleen getoond tijdens de Landbouw RAI van 18 t/m 23 januari 1988 op de stand van de toenmalige New Holland-importeur Van Driel en van Dorsten, maar ook tijdens de Internationale Week van de Landbouw te Brussel van 7 t/m 14 februari door Ford New Holland Belgium.
TX-maaidorsers
Ford New Holland stelde in 1988 de nieuwe TX-reeks voor met een keuze van drie modellen: TX 32, TX 34 en TX 36. Alle drie de modellen waren verkrijgbaar met een vaste zeefkast of met een automatisch nivellerende zeefkast voor het dorsen in heuvelachtige gebieden. Beide versies hadden een voorbereidingsbodem en een maaibord dat onafhankelijk van het chassis schuin gezet kon worden. De trommeldiameter was 60 cm en 156 cm breed bij het topmodel TX 36. De Ford zescilinder turbomotoren varieerden in vermogen van 155 pk en 183 pk tot 220 pk. De inhoud van de graantank startte bij 5.600 liter, via 6.000 liter tot 7.700 liter bij de TX 36, deze laatste werd standaard hydrostatisch aangedreven.
500-serie kleine balenpersen
De New Holland kleine balenpersen voor de Europese markt werden tot in 1982 gebouwd te Aylesbury in het Verenigd Koninkrijk, tot de fabriek werd gesloten. De productie werd overgenomen door de toenmalige New Holland-vestiging in het Franse Dijon, waarna de productie van de nieuwe modellen 565, 570 en 575, door de gunstige dollarkoers, verhuisde naar New Holland te Pennsylvania in Noord-Amerika.
De breedte van de opraper varieerde van 179 cm op de modellen 565 en 570, tot 204 cm op het grootste model 575. Enkel de 570 en 575 werden in de Benelux gecommercialiseerd. Ten opzichte van de vorige 900-generatie hadden de 570 en 575 persen zes tandenbalken, wat resulteerde in een vloeiender overbrenging van het gewas naar het nieuwe invoersysteem dat de naam Flow-Action meekreeg. Het model 570 had twee stel rotoren en het model 575 had drie rotoren. De New Holland-knopers, systeem Deering, konden worden uitgerust met een centraal smeersysteem. De New Holland 570 en 575 bleken vanaf de introductie betrouwbare persen te zijn. Bij veel loonwerkers worden deze kleine balenpersen nog steeds ingezet. De huidige New Holland kleine balenpersen BC5060 en 5070 zijn op enkele details na, qua concept identiek aan de 570 en 575.
Grootpakkenpers type 2000
De 2000 grootpakkenpers was het antwoord van New Holland op de toenmalige erg populaire Hesston 4700 en 4800 grootpakkenpersen. De 2000 was ontwikkeld voor het persen van hooi en stro en werd gebouwd in de New Holland-fabriek te Nebraska (V.S.). De 2000 beschikte niet zoals de Hesston-persen over een voorraadkamer, maar over een variabel invoersysteem dat door de bestuurder afhankelijk van de grootte van het zwad hydraulisch kon worden ingesteld. Wanneer het een smal zwad was dan werd de invoer verkleind en bij een zwaar en breed zwad vergroot. Hierdoor werd de perskamer bij iedere persslag over de gehele breedte en hoogte gevuld, wat resulteerde in uniforme pakken. De perswagen met een slaglengte van 72 cm maakte 35 slagen per minuut. Vijf enkele knopers en naalden met gietijzeren punt maakten deel uit van het bindsysteem. De drievoudige dichtheidsregeling van het perskanaal werd vanuit de cabine bediend via de elektrische Bale Command-controledoos die dezelfde was als die van de New Holland D1000.
Getrokken veldhakselaars 525 en 550
De New Holland 525 en 550 getrokken veldhakselaars waren de opvolgers van de modellen 719 en 819. Ze waren voorzien van een nieuw ontwikkelde hakseltrommel met 15 of 30 gesegmenteerde messen in J-vorm. De nieuwe vormgeving was niet alleen goed voor een haksellengte van 6 tot 32 mm, maar ook voor een hogere capaciteit van 15 %. Beide hakselaars waren voorzien van een omkeertandwielkast en een metaaldetector. Men kon ze uitrusten met een 170 cm brede opraper of met een 2-rijïg maisvoorzetstuk. De 525 was geschikt voor vermogens van 75 tot 135 pk, terwijl de 550 kon werken met tractoren met een vermogen tot 175 pk. De 525 en 520 werden geproduceerd te Zedelgem en de belangrijkste afzetmarkten waren het Verenigd Koninkrijk en Scandinavië.
Zelfrijdende veldhakselaars 1805, 1905 en 2205
De modellen 1805, 1905 en 2205 vervingen de 1800, 1900 en 2100 en werden gebouwd te Zedelgem. Door toepassing van een nieuw gepatenteerd messenslijpsysteem voor de hakseltrommel met 12 messen en een automatische instelling van het vaste mes konden de 1805, 1905 en 2205 hun beschikbare motorvermogen van respectievelijk 220 pk, 300 pk en 340 pk beter omzetten in effectieve hakselcapaciteit, waardoor de DAF-motoren minder brandstof verbruikten. Nieuw waren de kneusrollen die in de V.S. werd gebouwd voor het hakselen van mais met een hoog droge stof gehalte. De gewaskneuzer was ontwikkeld als een integrale module die gemakkelijk kon worden gemonteerd of gedemonteerd. Het zesrijig maisvoorzetstuk leverbaar voor de 1905 en 2205 was verkrijgbaar met een automatisch rijgeleidingssysteem. Twee sensoren op de voorkant van het maisvoorzetstuk stuurden signalen naar de stuurwielen voor een automatische bijsturing van de rijrichting. Alle modellen waren verkrijgbaar met vierwielaandrijving.
Ford New Holland België
Deze illustratie prijkte op de toenmalige Ford New Holland infomappen en verwijst naar de sterke verankering van Ford en New Holland in België, meer specifiek naar Ford Tractor Belgium LTD te Antwerpen en naar Ford New Holland NV te Zedelgem, niet ver van Brugge.
Ford New Holland was eind de jaren 80 niet alleen een toonaangevende fabrikant, maar ook een grote werkgever in België. De vestigingen te Zedelgem en Antwerpen waren samen goed voor een totaal zakencijfer van 31 miljard BEF (867 miljoen euro) en een personeelsbestand van respectievelijk 3.450 en 1.900 medewerkers. Zedelgem was goed voor een omzet van 13 miljard BEF waarvan 96 % werd geëxporteerd, voor Ford Tractor Belgium te Antwerpen bedroeg dit 18 miljard BEF en 99 %.
Dit artikel verscheen eerder in “De Loonwerker 04/2018”, hebt u nog geen abonnement? Surf dan snel naar onze Agroshop!
Tekst: Jan Ebinger Beeld: archief Jan Ebinger