Een groene jongen dat is wel het minste dat je kan zeggen van Yves Vannevel uit Moorslede. Niet qua politieke voorkeur, maar de groene kleur was toch mee bepalend in zijn carrière als loonwerker. Want de huismerken van dit bedrijf waren hoofdzakelijk Deutz en AVR. Het werd hem dan ook met de paplepel ingegeven. Zijn vader Alberic kreeg het druk in 1950, dat jaar hield hij het loonbedrijf boven de doopvont, maar ook zijn zoon Yves werd datzelfde jaar boven de doopvont gehouden. Gestart werd er met twee trekpaarden en een pikbinder. Naarmate we eens goed half weg de jaren 50 waren, kwamen de eerste trekkers op het bedrijf. Allereerst een Deutz D-18 , beter bekend als de F2L612/6 en enige tijd later een D-25.
Er werd spontaan gekozen voor het merk Deutz door een eenvoudige maar alles duidende demo. Een Massey Ferguson trekker en een Fordson Dexta waren geen match voor de V-ploeg die men had. Echter konden de Deutz trekkers wel overweg met deze V-ploeg in de zandleem grond hier. Al snel werd heel wat materieel aangeschaft voor achter deze trekkers. Een JF-mestwagen, een cultivator en een Dewulf-rooier. Alberic was een goede vriend van Robert Dewulf en zo plaatste hij maar al te graag zijn trekker voor een Dewulf-rooier. Zo geschiedde en werden er aardappelen gerooid in loondienst. Niet alleen aardappelen werden er gerooid. Mits een kleine ombouw werd met dezelfde machine ook bieten gerooid. Het rendement lag hierdoor wat lager en er werd een Schmotzer- bietenrooier aangekocht. In 1968 volgde een eerste AVR-aardappelrooier, een 2-rijer met platform. Yves had om een platformversie gevraagd en Dewulf kon op zijn vraag niet ingaan. Waardoor uitgekeken werd naar het gamma van AVR. Van toen af was men dan ook verknocht aan deze groene rooiers.
Een tweede belangrijke tak werd het spreiden en transporteren van drijfmest. Al sinds 1964 was men hier in actief. Met een 3.000 liter aalton, een vrij grote ton voor zijn tijd! Dit werd mogelijk gemaakt door Dewulf. Er werden drie kleine 1.000 liter vaten tot één vat omgebouwd. Dit was toen nog wel met een externe aalpomp. In 1966 kwam de eerste echte aalton op het bedrijf een 4.000 liter Ipsam.
In 1996 had men in de streek ook een primeur te pakken, het beregenen van droge akkers met een waterspuit. Aangedreven door een pomp afkomstig van een blusboot. Waarmee men maar liefst een inhoud van 17.000 liter water in drie minuten, 30 meter hoog de lucht in en 70 meter ver kon spuiten. Yves had bijwijze van test, dit ook eens getest op de bloemenperkjes van zijn vrouw,… Hiervoor bleek dit net iets minder geschikt, het beregenen van haar bloemen bleef dan ook eenmalig.
In 1966 werd van start gegaan met het maaien van gras, het duurde echter tot 1984 vooraleer geïnvesteerd werd in een Strautmann-opraapwagen.
Eveneens sinds 1966 was men zich ook sterk gaan specialiseren in de witloof- en wortelenteelt. Hoofdzakelijk met D’hooghe-rooiers op een Verstraete-rooier na. Ook het zaaien en rooien van ajuinen was hier een specialiteit met de Amac-rooier. Zowel in het witloof, als in de ajuinenteelt had men werk over heel België.
Verder kon je ook voor het zaaien van mais en bonen, het injecteren van drijfmest en het spreiden van stalmest beroep doen op Yves. In 2000 werden de landbouwactiviteiten afgebouwd en ging men verder met het transport en in hoofdzaak het transport van drijfmest. Iets waar men sterk in gespecialiseerd was. Men had dan ook alles al van in de beginne op de voet gevolgd inzake het Mestactieplan, het welbekende MAP. Wat voor veel extra werk zorgde op het veld, maar ook op den bureau. Bergen papier werk, die zijn vrouw Linda Vanackere tot een goed einde bracht.
In 2009 werd de zaak overgelaten. Men blikt nu met veel plezier terug op het verleden, maar tegelijkertijd is men blij dat het achter de rug is. Weg van de steeds strengere reglementering kunnen ze nu tenminste echt genieten van hun welverdiend pensioen.