Energiegewassen staan steeds meer in de belangstelling. Duurzame energie levert een positieve bijdrage aan een schoner milieu. Bovendien wordt het gestimuleerd door de overheid omdat die in de toekomst steeds meer energie wil opwekken afkomstig uit hernieuwbare bronnen zoals zon, wind, warmte en biomassa. Dit biedt voor de loonwerksector kansen.Kansen op werk en een nieuwe bron van inkomsten. De loonwerksector kan met de inzet van machines hierbij behulpzaam zijn. Maar om voldoende rendement te halen heb je wel voldoende oppervlaktes nodig. De Loonwerker was de afgelopen periode te gast bij verschillende demonstraties.
Tijdens een demonstratie van de oogst van Miscanthus bij loon- en akkerbouwbedrijf Sieverdingbeck in het Duitse Velen, zagen wij ook verscheidene geïnteresseerden uit Nederland en België. Sieverdingbeck heeft zich gespecialiseerd in het telen en vermarkten van Miscanthus en benut het energiegewas ook voor het verwarmen van zijn woonhuis en bedrijf.
Oogsten van Miscanthus
Miscanthus, ook wel olifantsgras genoemd, is een energiegewas dat steeds meer in de belangstelling komt te staan. Het energiegras is afkomstig uit Azië, kan tot 4 meter hoog worden en heeft veel voordelen. De grote hoeveelheid aan jaarlijkse droge massa is bekend vanwege het opwekken van energie in biomassacentrales. Maar het gewas biedt meer mogelijkheden. Het oogsten van Miscanthus kan op verschillende manieren. De gemakkelijkste manier is met een standaard maïshakselaar. Het gewas wordt op 4 mm tot 4 cm lengte gehakseld en afgevoerd. Nadien kunnen de snippers gebruikt worden als ruwe brandstof, strooiselmateriaal, structuurmateriaal in mengvoer of als basis voor papier, bioplastic etc. De snippers kunnen ook tot briketten of pellets geperst worden.
Behalve oogsten met de hakselaar kan Miscanthus ook gemaaid worden met een zware klepelmaaier of maaibalk om nadien geperst te worden in ronde of vierkante balen. Deze balen zijn gemakkelijker te transporteren, maar vragen meer nabewerking wanneer Miscanthus gebruikt wordt in een toepassing.
Na het oogsten van het staande gewas is er ook nog de mogelijkheid om het gevallen blad samen te harken en te persen of te hakselen.
Miscanthus bij Schiphol
In Nederland wordt Miscanthus o.a. verbouwd in Zeeland, Drenthe en Gelderland en onder de aanvliegroutes van Schiphol zodat het vliegverkeer minder hinder ondervindt van ganzen en andere vogels. Deze vogels strijken namelijk in grote getale neer in de buurt van Schiphol en houden niet van Miscanthus. In België zijn er onder meer aanplantingen in Asse bij Brussel, in Doornik en in de regio rond Charleroi. “Wij hebben speciale plantmachines gebouwd, een tweerijïge en een vierrijïge. Het voordeel is dat het past in de omgeving en je hebt er weinig werk mee. De hakselaar kan zo het gewas in. Het is één keer planten en daarna jaren oogsten. Je kan dit zien als een voordeel maar ook als een nadeel. Of de teelt toekomst heeft in Nederland en België? Ik weet het niet. De kennis omtrent de teelt en wat je er allemaal mee kan, wordt hier ontwikkeld maar voor het behalen van veel rendement heb je grote oppervlaktes nodig. En daar zul je voor naar het buitenland moeten”, aldus Gert-Jan Petrie van de Miscanthusgroep uit de Haarlemmermeer.
Aanplanten van Miscanthus
De bodem moet eerst 20 cm geploegd worden om de groei van onkruid tegen te gaan. Het poten gebeurt in het voorjaar (maart – mei) met een gemiddelde diepte van 5 cm. In het jaar van aanplant en het eerste jaar na aanplant is onkruidbestrijding noodzakelijk. Voor de overige jaren is dat door bladval niet meer nodig. In het tweede jaar kan laat in het voorjaar , wanneer het vochtgehalte onder 20 % ligt, met een hakselaar geoogst worden. Het oogsten gebeurt in de maand maart met een hakselaar en maïsbek die normaal gesproken alleen wordt benut voor de gras- en maïsoogst. Het is nodig om de verhoute stengels op een haksellengte tussen 4 mm en 4 cm te versnipperen. Gehakselde Miscanthus wordt los of in balen van 25 kg maar ook in balen van 200 of 300 kg verkocht.
Oogsten van tak- en tophout
Een andere vorm van biomassa zijn de houtchips. Houtchips zijn niet meer dan verhakselde takken en stammen. Deze takken en stammen kunnen uit een energieaanplanting komen, maar ook uit bestaande bossen.
Onlangs vond er een demonstratie – georganiseerd door stichting Probos – plaats van de oogst van tak- en tophout in Vierhouten (NL). De aanleiding voor deze bijeenkomst was dat tak- en tophout uit bos in potentie een belangrijke bron van houtige biomassa is voor de opwekking van hernieuwbare energie. Tak- en tophout uit bos vormt echter nog een vrijwel onbenut potentieel aan houtige biomassa voor energieopwekking. Er resten nog veel vragen over de kosten en opbrengsten, logistiek en de effecten van de oogst op bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit van het bos. Van den Nagel bio-energie en bosexploitatie heeft in samenwerking met stichting Probos een studie uitgevoerd waarbij de oogstmogelijkheden van tak- en tophout uit het bos in kaart zijn gebracht. Twee uitgangspunten bij deze studie zijn gehanteerd: enerzijds dient de oogst kostenefficiënt te gebeuren zodat het kan concurreren met biomassa uit andere bronnen, anderzijds moet de oogst op verantwoorde wijze plaatsvinden. In de praktijk blijkt de oogst van tak- en tophout uit bos niet veel te worden toegepast. Het vindt met name plaats bij kaalkap.
Bij de oogst van tak- en tophout is het zo dat de volwaardige stammen uitgesleept worden uit het bos om afgevoerd te worden naar bijvoorbeeld een zagerij of naar de papierindustrie, en dat de resten achterblijven in het bos. Deze resten, de kruinen, zijtakken en scheve stammen worden verzameld en gechipt. Het chippen kan gebeuren in het bos zelf of het resthout wordt op een hoop buiten het bos verzameld en daar gechipt. De kwaliteit van de houtchips wordt bepaald door het materiaal, de machine en de machinist. Hoe hoger en uniformer de kwaliteit van de chips, hoe gemakkelijker deze afgezet kunnen worden. De conclusie die na afloop van de bijeenkomst getrokken kon worden was dat de oogst van tak- en tophout moeilijk rendabel te krijgen is, tenzij de loonwerker het hout zelf gaat vermarkten. Het kan pas interessant worden wanneer gewerkt wordt op grote oppervlaktes (minimaal 20 ha) zodat er voldoende tak- en tophout vrijkomt om machines rendabel te maken.
Oogsten van Energiehout
Tijdens de maand februari werden er in Lochristi (B) en Zedelgem (B) plantages energiehout geoogst. Het oogsten gebeurde met een machine die niet vaak op Vlaamse velden te zien is. De Nordic Biomass Stemster kwam helemaal uit Denemarken om de proefvelden van Universiteit Antwerpen en Inagro te oogsten.
De machine, die het best te omschrijven valt als een klembandrooier met zaagbladen en verzamelwagen, oogst en verzamelt hele stammen. Deze stammen worden opgeslagen op de kopakkers zodat ze verder kunnen drogen voor verwerking.
De Stemster rijdt in verstek naast de trekker en zaagt met 2 grote zaagbladen de stammen tot maximum 15 cm doormeter kort tegen de grond af. Een energiehout-aanplanting bestaat uit 2 rijen hout op 75 cm van elkaar, tussen de rijen is er 150 cm afstand. Klembanden transporteren de afgezaagde boompjes naar de verzamelkar, die tot 200 lopende meter aanplanting kan verzamelen. Het lossen gebeurt door de linkerzijde van de kar open te klappen, kettingen met grijpers schuiven de geoogste stammen dan van het laadplatform.
In Lochristi werden de POPFULL-proefvelden geoogst van de Universiteit Antwerpen. Op deze proefvelden werden verschillende testen en onderzoeken uitgevoerd op een aanplanting van populieren en wilgen. De aanplanting van 18,4 hectare groot is 4 jaar geleden aangeplant, en werd voor de tweede maal geoogst. De geoogste biomassa wordt omgezet in bio-energie via twee alternatieve methodes. Een eerst methode is de houtsnippers omzetten naar gas via een vergassings-installatie. Het (hout)gas kan dan gebruikt worden om elektriciteit of warmte te produceren. De tweede methode is co-verbranding in een elektriciteitscentrale. Hierbij worden de houtsnippers gemengd met een andere vaste brandstof.
Te Zedelgem werd een aanplanting van Inagro en de gemeente Zedelgem geoogst. De geoogste biomassa wordt gebruikt op een kalverbedrijf en in de zeugenstal van een gemengd bedrijf uit de buurt.
In de KOH-teelt wordt traditioneel aangeplant met kortstekken van wilg of populier. Dit betekent dat deze genetisch identiek zijn aan de moederplant. Gevolg is een lage genetische diversiteit. Dat maakt de aanplant meer kwetsbaar voor ziekten en plagen. Om aan deze beperkingen tegemoet te komen zijn er in Zedelgem naast de typische wilgenklonen ook streekeigen soorten zoals zwarte els, boswilg en ruwe berk aangeplant. Deze moeten enerzijds de structuurdiversiteit verhogen zodat de aanplant aantrekkelijker wordt voor bv. vogels (als broedplaats) en de biodiversiteit in de aanplant vergroten zodat een meer natuurlijk evenwicht wordt bekomen. Anderzijds wordt door het vergroten van de genetische diversiteit het risico op ziekten, plagen, zomerdroogte, vorstschade, etc… – welke aanzienlijke productieverliezen en zelfs mortaliteit veroorzaken – verlaagd. Dit is van cruciaal belang aangezien de rendabiliteit van de plantage gedurende een periode van ongeveer twee decennia maximaal moet blijven. De verschillende boomsoorten werden op verschillende wijzen met elkaar gemengd om na te gaan wat de effecten van deze mengingen zijn op de productiviteit.