Vijf vragen aan Antoon Vanderstraeten, nieuwe hoofdredacteur van de Loonwerker, Jan vroeg aan Antoon…
– Was een baan als hoofdredacteur van de Loonwerker iets wat je van jongs af aan ambieerde?
“Neen, zeker niet! Ik ben opgegroeid tussen de bloemen bij mijn grootouders en nonkel die bloemist zijn, en tussen het melkvee en machines van bevriende boeren. Ik heb van kleins af aan een passie voor machines, en schrijf ook graag. Maar een baan in de schrijvende pers had ik zeker niet in gedachten. Mijn grote droom was altijd om zelf een gemengd bedrijf te hebben, bloemisterij gecombineerd met paardenhouderij of akkerbouw.Maar eigenlijk kan ik wel stellen dat hoofdredacteur van De Loonwerker worden een soort van droomjob is. Me verdiepen in landbouwmechanisatie, foto’s van machines maken en er teksten over schrijven is een combinatie van zaken die ik dolgraag doe!”
– Wat zijn je ambities?
“Ik wil De Loonwerker houden zoals ik het blad heb gekend, als een tijdschrift waar ik maandelijks halsreikend naar uitkeek. Het toonaangevende, onafhankelijke magazine, “het boekske met de schoonste machines”.
Ik wil met De Loonwerker ook de jongeren bereiken, de gasten die bij de loonwerkers met de machines rijden, de boerezonen en boeredochters die op de hoogte willen blijven maar ook mensen die onze sector hebben los gelaten, maar uit nostalgie toch nog altijd een band voelen met de landbouwers.”
– Volgens sommigen hebben alle vaktijdschriften en dus ook de Loonwerker één grote potentiële vijand: journalistiek via internet. Hoe wapent de Loonwerker zich daartegen?
“Ik ben zelf opgegroeid met het internet, en heb voor online magazines geschreven, dus eigenlijk zie ik journalistiek via internet niet als een vijand. Het grote probleem is wel dat iedereen zomaar dingen op het net kan gooien, en dat kwaliteit verloren gaat. Er is geen controle meer op wat er geschreven wordt. Vele zelf-verklaarde web-journalisten zijn hun eigen redacteur, eindredacteur en uitgever, dus dan krijg je al snel gekleurde artikels of zaken waar de vriendjespolitiek van af druipt. Maar voor niche-bladen zoals De Loonwerker zal er volgens mij altijd ruimte zijn. Het internet is voor het snelle nieuws, diepte-artikels en uitgebreide dossiers lezen nog altijd gemakkelijker op papier. Daarom denk ik dat dag- en weekbladen het nog moeilijker gaan krijgen in de toekomst, maar dat wij met onze niche-bladen zeker ons publiek gaan kunnen houden.”
– Komt er in de toekomst een tablet- en smartphone-app van de Loonwerker?
“Wij monitoren de lezersmarkt voortdurend en als de tijd daarvoor rijp is, dan komen zo’n zaken er zeker. Maar belangrijker is dat we eerst de synergie tussen onze online nieuwtjes en offline dossiers in goede banen kunnen leiden.”
-Kan u voorspellen waar het de komende jaren naar toe gaat met de landbouwmechanisatie?
“Ik denk dat de trend van groot-groter-grootst een beetje voorbij is. We kunnen altijd grotere en sterkere machines maken, maar onze velden groeien niet mee. De komende jaren voorzie ik een evolutie naar “de juiste machine op de juiste plaats” waar vooral de factoren kostenbesparing, milieubesparing en opbrengst-optimalisatie doorslaggevend gaan zijn.
Ook de robotisatie gaat een belangrijke rol gaan spelen. Meervoudige GPS-sturing werkt al op grote Amerikaanse akkers, maar vooral op onze gespecialiseerde bedrijven waar we op betrekkelijk kleine oppervlaktes grote opbrengsten halen gaan robots en andere automatisatie voor veranderingen zorgen. Het is hier bij ons dat de grote evoluties gaan gebeuren.”
Vijf vragen aan Jan Ebinger, voormalig hoofdredacteur van de Loonwerker, Antoon vroeg aan Jan…
– Wat is jouw bijzonderste herinnering aan het werken voor de Loonwerker?
“Als hoofdredacteur ben je eigenlijk altijd onderweg ofwel voor een interview, een demonstratie, een beurs of een fabrieksbezoek. Toch is er één initiatief dat me altijd zal bijblijven: La Grande Moisson in juni 1990 volledig georganiseerd door Fiat in samenwerking met de belangenvereniging van jonge Franse landbouwers op de Champs-Elysées in Parijs. Deze prestigieuze en breedste laan van Parijs werd herschapen in een twee hectare groot tarweveld, een voor die tijd ongeziene logistieke prestatie. Het graan werd in speciaal ontwikkelde kunststof bakken aangevoerd met een colonne vrachtwagens en de Arc de Triomphe fungeerde als unieke achtergrond. Uiteraard verzorgden enkel maaidorsers, grootpakkenpersen en tractors van Fiat alle werkzaamheden. Niet alleen de landbouwpers was aanwezig maar ook vele tienduizenden Parijzenaars die met hun eigen ogen wel eens wilden kijken hoe het graan, toen anno 1990, professioneel werd geoogst. Ook aanwezig op de Champs-Elysées waren toen de prototypen van de Fiat Winner-serie die de dag voordien in de Orangerie van Versailles waren voorgesteld. Ik herinner me de persconferentie nog altijd haarscherp. Een Nederlandse collega landbouwjournalist had immers tweemaal achter elkaar aan de Fiat-top gevraagd wanneer Fiat een viertraps powershift zou introduceren. Die hadden telkens de vraag wat weggelachen en geantwoord dat een hoog-laag versnellingsbak nu éénmaal de enige en de beste oplossing was voor landbouwtrekkers en dat alle andere alternatieven, zoals een viertraps of achttraps powershift of automatische versnellingsbak nooit economisch interessant zouden zijn zowel voor de producent als de eindgebruiker.”
– Kan je nog je eerste herinnering voor de geest halen die te maken heeft met de landbouwmechanisatie?
“Het was in de zomer van 1968 toen een buurman van mijn oom, waar ik op vakantie was, vroeg of ik niet met zijn tractor wou rijden. Hij was immers met zijn vrouw hooibalen aan het laden en telkens moest hij op en af de tractor om 20 meter verder terug te stoppen. Een extra chauffeur was dus welkom en zo belandde ik onverwacht en onvoorbereid achter het stuur van een spiksplinternieuwe Zetor 4511 met cabine. De opdracht was heel eenvoudig, ik moest gewoon tussen de balen manoeuvreren en telkens als er “stop” werd geroepen, moest ik de koppeling intrappen en tot mijn verbazing kwam dan de tractor met aangekoppelde vierwielwagen tot stilstand. Mijn dag kon toen niet stuk wanneer die zelfde landbouwer me als beloning ‘s avonds een uitgebreide kleurenfolder bezorgde van de Zetor 11-serie.”
– Je hebt de afgelopen decennia de mechanisatie-wereld zien veranderen. Welke veranderingen waren volgens jou baanbrekend of hebben voor een revolutie gezorgd?
“Impulsief ben ik geneigd om de vario transmissie van Fendt als hoogste te waarderen. Je moet het maar doen om als relatief kleine tractorfabrikant alle andere grote full-liners en multinationals voor te zijn. De vario transmissie verdient volgens mijn persoonlijke mening alleen al uit ergonomisch standpunt een standbeeld. Maar er zijn nog andere ontwikkelingen geweest zoals de elektronische hefinrichting met dansdrukondersteuning die de voorlopers waren van het bewijs dat de combinatie elektronica en hydraulica in de landbouwmechanisatie met succes konden worden toegepast.”
– Je ruilt je functie als hoofdredacteur voor een nieuwe functie in het onderwijs en schroef je het werken voor de Loonwerker terug naar pure redactie. Wat ga je missen? En wat zeker niet?
“Telkens als ik werd uitgenodigd voor een persconferentie was het samen met de collega’s soms koffiedik kijken van wat er nu juist zou worden verteld of welke nieuwigheden er zouden worden voorgesteld. Voor de presentatie zorgde dit soms voor geanimeerde gesprekken waarin iedereen probeerde vanuit zijn eigen achterban en achtergrond zijn gelijk te halen. Na de voorstelling gingen de gesprekken uiteraard verder maar dan ging ieder weer vanuit zijn ervaring en invalshoek de aangekondigde nieuwigheid vertalen in een artikel. Dit is een voorbeeld van echte persvrijheid wat men tot mijn grote spijt in bepaalde landen en regio’s nog altijd niet mogelijk is. Wat ik zeker niet zal missen…. zijn de deadlines.”
– U hebt een uitgebreid archief aan documentatie, technische folders en beeldmateriaal. Welke archiefstukken zul je nooit wegdoen?
“Alle informatie over maaidorsers. Maaidorsers zorgden in de jaren zestig van vorige eeuw voor een revolutie op het platteland en legden ook de basis voor heel wat loonwerkbedrijven.
Maar ook mijn eerste drie prospectussen die ik in de zomer van 1968 kreeg van een vertegenwoordiger die voor een praatje bij mijn oom passeerde zal ik nooit wegdoen. Voor de geïnteresseerden wil ik ze altijd wel inscannen. Het gaat over een vouwblad van een Ursus C-335-tractor, een overzichtsfolder van de David Brown-tractoren 770, 880 en 990 en een voor die tijd heel uitgebreide brochure van een Claas Matador Gigant-maaidorser.”
Vijf vragen aan Antoon Vanderstraeten, nieuwe hoofdredacteur van de Loonwerker, Jan vroeg aan Antoon…
– Was een baan als hoofdredacteur van de Loonwerker iets wat je van jongs af aan ambieerde?
“Neen, zeker niet! Ik ben opgegroeid tussen de bloemen bij mijn grootouders en nonkel die bloemist zijn, en tussen het melkvee en machines van bevriende boeren. Ik heb van kleins af aan een passie voor machines, en schrijf ook graag. Maar een baan in de schrijvende pers had ik zeker niet in gedachten. Mijn grote droom was altijd om zelf een gemengd bedrijf te hebben, bloemisterij gecombineerd met paardenhouderij of akkerbouw.
Maar eigenlijk kan ik wel stellen dat hoofdredacteur van De Loonwerker worden een soort van droomjob is. Me verdiepen in landbouwmechanisatie, foto’s van machines maken en er teksten over schrijven is een combinatie van zaken die ik dolgraag doe!”
– Wat zijn je ambities?
“Ik wil De Loonwerker houden zoals ik het blad heb gekend, als een tijdschrift waar ik maandelijks halsreikend naar uitkeek. Het toonaangevende, onafhankelijke magazine, “het boekske met de schoonste machines”.
Ik wil met De Loonwerker ook de jongeren bereiken, de gasten die bij de loonwerkers met de machines rijden, de boerezonen en boeredochters die op de hoogte willen blijven maar ook mensen die onze sector hebben los gelaten, maar uit nostalgie toch nog altijd een band voelen met de landbouwers.”
– Volgens sommigen hebben alle vaktijdschriften en dus ook de Loonwerker één grote potentiële vijand: journalistiek via internet. Hoe wapent de Loonwerker zich daartegen?
“Ik ben zelf opgegroeid met het internet, en heb voor online magazines geschreven, dus eigenlijk zie ik journalistiek via internet niet als een vijand. Het grote probleem is wel dat iedereen zomaar dingen op het net kan gooien, en dat kwaliteit verloren gaat. Er is geen controle meer op wat er geschreven wordt. Vele zelf-verklaarde web-journalisten zijn hun eigen redacteur, eindredacteur en uitgever, dus dan krijg je al snel gekleurde artikels of zaken waar de vriendjespolitiek van af druipt. Maar voor niche-bladen zoals De Loonwerker zal er volgens mij altijd ruimte zijn. Het internet is voor het snelle nieuws, diepte-artikels en uitgebreide dossiers lezen nog altijd gemakkelijker op papier. Daarom denk ik dat dag- en weekbladen het nog moeilijker gaan krijgen in de toekomst, maar dat wij met onze niche-bladen zeker ons publiek gaan kunnen houden.”
– Komt er in de toekomst een tablet- en smartphone-app van de Loonwerker?
“Wij monitoren de lezersmarkt voortdurend en als de tijd daarvoor rijp is, dan komen zo’n zaken er zeker. Maar belangrijker is dat we eerst de synergie tussen onze online nieuwtjes en offline dossiers in goede banen kunnen leiden.”
-Kan u voorspellen waar het de komende jaren naar toe gaat met de landbouwmechanisatie?
“Ik denk dat de trend van groot-groter-grootst een beetje voorbij is. We kunnen altijd grotere en sterkere machines maken, maar onze velden groeien niet mee. De komende jaren voorzie ik een evolutie naar “de juiste machine op de juiste plaats” waar vooral de factoren kostenbesparing, milieubesparing en opbrengst-optimalisatie doorslaggevend gaan zijn.
Ook de robotisatie gaat een belangrijke rol gaan spelen. Meervoudige GPS-sturing werkt al op grote Amerikaanse akkers, maar vooral op onze gespecialiseerde bedrijven waar we op betrekkelijk kleine oppervlaktes grote opbrengsten halen gaan robots en andere automatisatie voor veranderingen zorgen. Het is hier bij ons dat de grote evoluties gaan gebeuren.”
Vijf vragen aan Jan Ebinger, voormalig hoofdredacteur van de Loonwerker, Antoon vroeg aan Jan…
– Wat is jouw bijzonderste herinnering aan het werken voor de Loonwerker?
“Als hoofdredacteur ben je eigenlijk altijd onderweg ofwel voor een interview, een demonstratie, een beurs of een fabrieksbezoek. Toch is er één initiatief dat me altijd zal bijblijven: La Grande Moisson in juni 1990 volledig georganiseerd door Fiat in samenwerking met de belangenvereniging van jonge Franse landbouwers op de Champs-Elysées in Parijs. Deze prestigieuze en breedste laan van Parijs werd herschapen in een twee hectare groot tarweveld, een voor die tijd ongeziene logistieke prestatie. Het graan werd in speciaal ontwikkelde kunststof bakken aangevoerd met een colonne vrachtwagens en de Arc de Triomphe fungeerde als unieke achtergrond. Uiteraard verzorgden enkel maaidorsers, grootpakkenpersen en tractors van Fiat alle werkzaamheden. Niet alleen de landbouwpers was aanwezig maar ook vele tienduizenden Parijzenaars die met hun eigen ogen wel eens wilden kijken hoe het graan, toen anno 1990, professioneel werd geoogst. Ook aanwezig op de Champs-Elysées waren toen de prototypen van de Fiat Winner-serie die de dag voordien in de Orangerie van Versailles waren voorgesteld. Ik herinner me de persconferentie nog altijd haarscherp. Een Nederlandse collega landbouwjournalist had immers tweemaal achter elkaar aan de Fiat-top gevraagd wanneer Fiat een viertraps powershift zou introduceren. Die hadden telkens de vraag wat weggelachen en geantwoord dat een hoog-laag versnellingsbak nu éénmaal de enige en de beste oplossing was voor landbouwtrekkers en dat alle andere alternatieven, zoals een viertraps of achttraps powershift of automatische versnellingsbak nooit economisch interessant zouden zijn zowel voor de producent als de eindgebruiker.”
– Kan je nog je eerste herinnering voor de geest halen die te maken heeft met de landbouwmechanisatie?
“Het was in de zomer van 1968 toen een buurman van mijn oom, waar ik op vakantie was, vroeg of ik niet met zijn tractor wou rijden. Hij was immers met zijn vrouw hooibalen aan het laden en telkens moest hij op en af de tractor om 20 meter verder terug te stoppen. Een extra chauffeur was dus welkom en zo belandde ik onverwacht en onvoorbereid achter het stuur van een spiksplinternieuwe Zetor 4511 met cabine. De opdracht was heel eenvoudig, ik moest gewoon tussen de balen manoeuvreren en telkens als er “stop” werd geroepen, moest ik de koppeling intrappen en tot mijn verbazing kwam dan de tractor met aangekoppelde vierwielwagen tot stilstand. Mijn dag kon toen niet stuk wanneer die zelfde landbouwer me als beloning ‘s avonds een uitgebreide kleurenfolder bezorgde van de Zetor 11-serie.”
– Je hebt de afgelopen decennia de mechanisatie-wereld zien veranderen. Welke veranderingen waren volgens jou baanbrekend of hebben voor een revolutie gezorgd?
“Impulsief ben ik geneigd om de vario transmissie van Fendt als hoogste te waarderen. Je moet het maar doen om als relatief kleine tractorfabrikant alle andere grote full-liners en multinationals voor te zijn. De vario transmissie verdient volgens mijn persoonlijke mening alleen al uit ergonomisch standpunt een standbeeld. Maar er zijn nog andere ontwikkelingen geweest zoals de elektronische hefinrichting met dansdrukondersteuning die de voorlopers waren van het bewijs dat de combinatie elektronica en hydraulica in de landbouwmechanisatie met succes konden worden toegepast.”
– Je ruilt je functie als hoofdredacteur voor een nieuwe functie in het onderwijs en schroef je het werken voor de Loonwerker terug naar pure redactie. Wat ga je missen? En wat zeker niet?
“Telkens als ik werd uitgenodigd voor een persconferentie was het samen met de collega’s soms koffiedik kijken van wat er nu juist zou worden verteld of welke nieuwigheden er zouden worden voorgesteld. Voor de presentatie zorgde dit soms voor geanimeerde gesprekken waarin iedereen probeerde vanuit zijn eigen achterban en achtergrond zijn gelijk te halen. Na de voorstelling gingen de gesprekken uiteraard verder maar dan ging ieder weer vanuit zijn ervaring en invalshoek de aangekondigde nieuwigheid vertalen in een artikel. Dit is een voorbeeld van echte persvrijheid wat men tot mijn grote spijt in bepaalde landen en regio’s nog altijd niet mogelijk is. Wat ik zeker niet zal missen…. zijn de deadlines.”
– U hebt een uitgebreid archief aan documentatie, technische folders en beeldmateriaal. Welke archiefstukken zul je nooit wegdoen?
“Alle informatie over maaidorsers. Maaidorsers zorgden in de jaren zestig van vorige eeuw voor een revolutie op het platteland en legden ook de basis voor heel wat loonwerkbedrijven.
Maar ook mijn eerste drie prospectussen die ik in de zomer van 1968 kreeg van een vertegenwoordiger die voor een praatje bij mijn oom passeerde zal ik nooit wegdoen. Voor de geïnteresseerden wil ik ze altijd wel inscannen. Het gaat over een vouwblad van een Ursus C-335-tractor, een overzichtsfolder van de David Brown-tractoren 770, 880 en 990 en een voor die tijd heel uitgebreide brochure van een Claas Matador Gigant-maaidorser.”