De Jumbo en Jumbo combiline zijn de grootste opraap- en combiwagens met invoerrotor die familiebedrijf Pöttinger op de markt brengt. De Jumbo opraapwagen neemt 38 tot 49,5 m3 DIN volume mee en voor de Jumbo combiline is dat 36,5 tot 48,1 m3. Onder loonwerkers is de ‘kleinste’ combiline 6610 met 37,9 m3 DIN en 66 m3 los gestorte inhoud het populairst.
De 1010-serie volgde de 1000-serie op in 2010. In de basis is elke Pöttinger Jumbo wagen gelijk. Dat wil zeggen dat elk model vanaf de 6610 tot en met de 10010 dezelfde pick-up, rotor, snijinrichting, bodem en opbouw heeft. De combiline 6610 heeft net als de combi 6610, 7210 en 8010 vier bodemkettingen met middenaandrijving, terwijl de overige modellen zes bodemkettingen met twee aandrijvingen hebben.
De rotor van de combi en combiline wagens heeft een diameter van 800 mm en acht spiraalvormige tanden van 12 mm dik. De afstrijkers zijn 18 mm breed en er zijn maximaal 45 messen te monteren voor een theoretische snijlengte van 34 mm. Naar believen is elke hoeveelheid messen willekeurig te plaatsen. Elk mes is apart beveiligd tegen vreemde voorwerpen met een gepatenteerd systeem dat ervoor moet zorgen dat een mes alleen plaatselijk beschadigd. Elk mes kan 15 cm uitwijken.
Naast de sensor onderin de voorwand en de sensor in het beweegbare bovenste gele gedeelte, is er vanaf 2012 een krachtmeetpen in de aandrijving van de rotor leverbaar. Voorheen was die voorbehouden aan de Isobus-uitvoering, maar dat is nu niet meer het geval. De pen meet het koppel op de rotor en als gebruiker stel je vervolgens een percentage daarvan in, bijvoorbeeld 30 of 40%, waarbij de bodemketting automatisch moet starten.
Lees het volledige artikel met gebruikerservaringen in De Loonwerker van juni.