In 1965 introduceerde het toenmalige Klöckner-Humboldt-Deutz Ag met de 05-serie de opvolger van de succesvolle D-serie. Qua design, op de motorkap na die een sierlijk front kreeg met het Magirus-embleem, was de serie uiterlijk weinig hertekend. Volledig nieuw was wel de FL 812 S-motor die in alle modellen werd ingebouwd. Deze luchtgekoelde motoren produceerden ten opzichte van de motoren uit de D-serie een opvallend lager geluidsniveau. Aanvankelijk bestond de 05-reeks uit 7 modellen, oplopend in vermogens van 22 tot 75 pk.
Drie 05-families
De 05-serie kon opgesplitst worden in drie families:
– De tweecilinder modellen D 2505 (22 pk) en D 3005 (28 pk), de twee driecilinder typen D 4005 (35 pk) en D 4505 (40 pk) en de viercilinder D 5005 (45 pk). Deze trekkers waren voorzien van de Deutz-drijfwerken T25, T 35 en T50, die allen hetzelfde drijfwerkcarter hadden. Hierdoor was een uniforme productie mogelijk. Bij de ontwikkeling van de 05-serie streefde Deutz naar zo veel mogelijk onderling uitwisselbare onderdelen zoals spatborden, vooras, brandstoftank, hefinrichting en hydrauliekpomp. Dit om niet alleen de productiekosten zo laag mogelijk te houden maar ook om de wisselstukkenvoorziening doorzichtiger en eenvoudiger te maken.
– De viercilinder D 5505 (52 pk). Dank zij het ZF A216-drijfwerk kon men via twee groepen 8 versnellingen vooruit en 4 versnellingen achteruit schakelen. Met een pompopbrengst van 27 liter per minuut onder een druk van 200 bar tilde de D 5505 ruim 1.650 kg. De 3,4 liter Deutz F4L812S-motor had een boring van 95 mm en een slag van 120 mm, net zoals alle andere modellen uit de 05-serie.
– De zescilinder D 8005 (75 pk) met een motor met een inhoud van 5,1 liter. De D 8005 was de opvolger van de D 80, op de carrosserie na vrijwel gelijk aan zijn voorganger.
D 8005 A: eerste Deutz-trekker met voorwielaandrijving
Toenmalige loonwerkers waren vooral gecharmeerd door het vlaggenschip van de 05-serie: de D 8005, een zescilinder met een vermogen van 75 pk. De D 8005 was niet alleen een opvallende trekker qua afmetingen maar ook een buitenbeentje in de 05-serie. Er waren weinig gelijkenissen met de andere modellen uit de 05-serie, zelfs niet met de D 5505. Het ZF drijfwerk type A230, de zescilindermotor met speciale uitlaat en collector zorgde voor een typische constructie met ook grotere spatborden voor de 18.4 – 34 achterbanden. Initieel werd de D 8005 enkel geleverd in een tweewiel aangedreven versie. In 1966 volgde de vierwiel aangedreven variant: de D 8005 A. Deze kreeg een voorwielaandrijving van ZF en was daarmee de eerste Deutz-trekker met voorwielaandrijving die Deutz-Keulen van fabriekswege afleverde.
De F6L 812 S luchtgekoelde motor van eigen fabrikaat had een zeven maal gelagerde en speciaal geharde krukas en was destijds een heel populaire motor. Hij werd onder andere ingebouwd in vrachtwagens van Magirus en Faun maar ook in Clayson-maaidorsers. Het rotocap-systeem zorgde ervoor dat de ventielen bij het open en dicht gaan een draaiende beweging maakten hetgeen het inbranden van de ventielen verhinderde. Hierdoor was altijd een voldoende hoge compressie beschikbaar wat resulteerde in een zuinige motor zonder verlies van vermogen.
De ZF A230-transmissie met dubbele koppeling liet het schakelen van 8 versnellingen vooruit en 4 versnellingen achteruit toe. Een Bosch tandempomp zorgde niet alleen voor een hefvermogen van 2.200 kg met trekkrachtregeling via de trekstangen maar ook voor het aansturen van de standaard ZF hydraulische stuurbekrachtiging. In het stuurhuis was hiervoor een dubbelwerkende hydraulische cilinder gemonteerd.
Meer lezen over de Deutz 05-serie? Neem dan vlug een abonnement op De Loonwerker!
Tekst en beeld: Jan Ebinger